
Jurisprudentie
BI1973
Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1103 ZW + 08/1104 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1103 ZW + 08/1104 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om herziening. De Raad acht niet gebleken dat enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb naar voren is gebracht.
Uitspraak
08/1103 ZW en 08/1104 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 9 januari 2008 (06/1325 ZW en 06/4277 WAO),
in de gedingen tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 januari 2008 (06/1325 ZW en 06/4277 WAO).
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2009.
Namens verzoeker is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden voor de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 9 januari 2008 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2006 bevestigd en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2006 vernietigd, dit met instandlating van de rechtsgevolgen van het door de Raad eveneens vernietigde besluit van het Uwv van 7 december 2005.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift - kort samengevat - gesteld dat de Raad in zijn uitspaak van 9 januari 2008 een aantal feiten niet heeft onderkend dan wel onjuist heeft vastgesteld en dat het hier gaat om feiten in de zin van artikel 8:88 van de Awb.
Zoals de Raad bij herhaling heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad acht niet gebleken dat namens verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren is gebracht.
Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.C. Palmboom.
KR